Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Watertoren Kapucijnenklooster

Watertoren Kapucijnenklooster
Capucijnenklooster.jpg
Het Capucijnenklooster met watertoren.

Aan de westzijde van het Kapucijnenklooster in Biezenmortel werd in 1920 een watertoren gebouwd. Aan de voet van de toren waren de buitenafmetingen 6,5 bij 5 meter. De top van de toren reikte tot 23 meter boven het vloerpeil en stak daardoor ongeveer acht meter boven de nok van het klooster uit. De waterreservoirs waren aangebracht boven het nokniveau, dus boven het niveau van 15 meter boven het vloerpeil. Er waren twee stalen ketels aangebracht, elk met een geschatte inhoud van circa vijfduizend liter. Het bouwen van zo'n toren is geen alledaags karwei. Onder de toren was een waterkelder aanwezig met een diepte van drie meter, terwijl de toren zwaar gefundeerd was. Behalve onder de watertoren waren onder het klooster grote waterkelders gebouwd. In deze putten werd het regenwater van de daken verzameld. Als de kelders gevuld waren, zorgde een overloopleiding voor afvoer van het overtollige water naar de kloostergracht. Er was ook gedacht aan een waterzuivering in de waterkelders, waarbij het stromende water over grindbedden werd geleid, een methode die heden voor kleine zuiveringen nog vaak wordt toegepast. Ook was er een voorziening voor het vasthouden van bezinksel in de waterkelder; een waterlaag van circa dertig centimeter kon niet wegvloeien. De al vroeg gereedgekomen watertoren domineerde aanvankelijk de bouwplaats, omdat de eigenlijke bouw van het klooster nog op gang moest komen. De watertoren bestond uit vijf etages: de waterkelder, de werkruimte op vloerniveau, twee etages met normale lokalen en de ruimte voor de watertanks. In de werkruimte, het deel op vloerniveau, was een ruwoliemotor opgesteld, gekoppeld aan een waterpomp bestemd voor het oppompen van het water uit de waterkelders naar de watertanks. Soms was de pomp defect en liet de reparatie lang op zich wachten. Geen nood, want er was een handpomp en er waren veel jonge mensen. De fraters moesten dan per toerbeurt de handpomp bedienen om voldoende druk op het waterleidingsysteem te houden.

Misschien dat de watertoren bij de studenten niet zo populair was; anderen dachten daar anders over. Zo gaf de Tilburgse brandweer op 27 maart 1926 een blusdemonstratie voor hoge gebouwen. Daarbij werd met gemak hoog over het kloosterdak en de watertoren gespoten.

De watertoren hoefde niet erg lang aan zijn oorspronkelijke functie te voldoen. In 1938 werd in Udenhout een netwerk van drinkwaterleidingen aangelegd en werd het klooster op het openbare net aangesloten. Geleidelijk werd de toren buiten bedrijf gesteld en werd het onderhoud achterwege gelaten. In de oorlogsjaren gebruikte de bezetter de toren als strategisch uitzichtspunt. Misschien heeft de toren te veel onder vuur gelegen, getuige het uitgevoerde herstelwerk en de rekeningen van de aannemer. In de jaren zestig ontdekte men scheurtjes in het metselwerk. Bang voor instortingsgevaar besloten de capucijnen in 1965 de toren door aannnemer Henri Brekelmans te laten onthoofden en daarbij de waterhouder geheel te slopen. Steen voor steen. De onderbouw werd onder de kap van het klooster weggemoffeld. De waterkelders zijn nog steeds aanwezig. Een pomp met elektromotor vult naar behoefte de visvijver bij en levert het water voor de besproeiingsinstallaties.

Voor de studenten van 'Udenhout' was het beklimmen van de toren steeds een avontuurlijke onderneming. Via steile ladders naar boven klauteren en dan over de balustrade gaan hangen en naar beneden schreeuwen, was een geliefde attractie. Het luik bovenop de toren werd bij elke tocht voorzien van een inscriptie van de waaghals. Dat waren steeds jongensnamen, totdat op zekere dag de naam 'Marietje' werd ontdekt. De gardiaan hoorde dat en was woedend. Wie had er een vrouw naar boven gesmokkeld? De kwestie werd opgelost: een student had het luik losgeschroefd en in de spreekkamer zijn zusje Marietje gevraagd haar naam in het hout te kerven. En de rust keerde weer terug in het klooster.