Unentse spreuken
- "Als het bij d'n buurman regent, zal het bij ons wel druppelen", zei Jos toen hij de buurman naar de mis voor de vruchten der aarde zag gaan.
- "Als ze in Den Bosch een vingerwijzing geven, dan staat hier ook nog een macht waarmee niet te spotten valt" (pastoor Petrus van Eijl).
- "De boeren lachen met mij", zei Driekske Broeders, "maar ik lach met de boeren".
- “D’r zèn”, zeej Lommers, “en getög bij ons”.
- Een boer uit Udenhout, die maakt zich nergens om benauwd; hij heeft uit heel de streek de beste grond bebouwd.
- En als ge moe van 't wandelen bent, de bomen nog hoort ruisen, dan eet ge, drinkt ge, rust ge in Bos en Duin bij Kruissen.
- "Het is goed winterweer voor de knecht", zei Joosje Verhoeven, "hij moet werken of bevriezen".
- “Het noorden heldert op”, zeej Hanneske Hobbelen, “’t zal gauw dreug worren”.
- "Ik kan nog wel 'n geit metselen", zei aannemer Jantje de Golse, "als ik de mal van de uier mar heb".
- In ieder huis het Roomsche kruis, in iedere hand een Roomsche krant (pastoor Petrus van Eijl).
- "Wat er voor afgaat, komt er achter niet bij", zei Frenske toen hij te laat in de kerk kwam.
- "Wat goed is moete goed laote", zei pastoor Karel Prinsen en hij liet 't zoals het was.
- "Zoals het klokje thuis tikt, tikt het ook in de herberg", zei Janus, en hij ging 'r bij de Kruis eentje vatten.
- “Zolang de Heer neemt, neem ik ook”, zei Bart Danklof, en hij trouwde voor de derde keer.