Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Raadhuis centrum Udenhout voorgeschiedenis

In het vroege voorjaar van 1849 komen de eerste plannen ter tafel, waarna op dinsdag 27 maart 1849 de raad onder voorzitterschap van burgemeester Antonie Robben besluit om voor de geraamde kosten van f.9965,50 een school met onderwijzerswoning en raadhuis te bouwen. Omdat de gemeente deze hoge kosten absoluut niet kan dragen, besluit men een subsidieverzoek aan de koning te richten. In het verzoekschrift aan Z.M. de Koning, dat overigens niet gedateerd is, staat onder meer “dat de bestaande school en onderwijzerswoning, waarin gevestigd de raadkamer, zoo uit volslagen gebrek aan ruimte, als tengevolge van deszelfs zeer bouwvalligen toestand niet langer ten dienste van het onderwijs kan gebezigd worden”. De gemeente voelt schijnbaar wel aan dat ze zelf voor het leeuwendeel voor deze bouwkosten moet opdraaien, want in de vergadering van 5 april 1849 vraagt de raad aan Gedeputeerde Staten om een effectenbezit van nominaal f.6000,- aan stukken Nederlandsche Werkelijke Schuld te mogen verkopen. Men verwacht een contante waarde van f.2900,-. Op 22 november 1849 komt de goedkeuring af. De effecten zijn daarop via een bankier in Den Bosch te gelde gemaakt, met een uiteindelijk hogere opbrengst. De toestand van het bestaande gebouw is van dien aard dat men op 4 mei 1849 besluit om het antwoord van Z.M. de Koning en van Gedeputeerde Staten over een subsidie niet af te wachten en terstond toestemming te vragen om tot aanbesteding over te gaan. De raad zegt daarbij: “Overwegen de noodzaak onverwijld aanvang te maken met de nieuwbouw. De gevel van de school staat op instorten”.