Gedicht: De Aschotse steeg
Gedicht De Aschotse steeg door Martin de Ruijter, juni 2015
- Ik ga zingend door slagregens
- over de Aschotse steeg
- die elke wandelaar in kaarsrechte lijn
- en zonder aarzelen het bos instuurt
- alsof ze zijn beweging niet verdraagt
- alsof zijn verdwijning kan verhullen
- dat er tijd verstreken is, alsof ze liever
- met wat niet voortgaat alleen is
- in haar eenwording met rietkragen en
- weilanden waar natte geiten
- stiller staan dan bomen
- en op wolken kauwen
- Zij strekt haar arm naar de schemering uit
- en haar eeuwenoude huid van zand
- neemt de warme kleur
- van kaneel aan
- wanneer ze bloost omdat
- een ree haar hand kust
- De Aschotse steeg
- oud als rottend hout en
- verwant met voorvaderen
- die veen uitgroeven
- ik ga er in de regen
- ik ga er in de sneeuw
- ik ga er en roep vergeelde zomers op
- ik ga er als de vorst haar huid verbleekt
- terwijl zij zwijgt en wijs
- als een grootmoeder is
- ik ga er als de wolken
- op het veld leunen
- en de mist
- als mousselinen sluiers fluistert
- dat de beeldschone
- daaronder naakt is
- en ik wacht tot de zon
- het hele verhaal vertelt
- De wind ranselt met duizend vingers
- de striemende snaren en jaagt
- een spervuur aan riffs over het land
- waar de leegte
- elektrisch brult
- Ik ga zingend
- door slagregens
- over de Aschotse steeg
- en laat met het gemak
- waarmee bomen in zware storm
- bladeren loslaten
- alle bescheidenheid varen
- en verbeeld mij
- een lettergreep te zijn
- - of al was het maar een komma -
- in de taal
- waarmee dit landschap
- al eeuwen
- fluistert