Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Henri Berssenbrugge

Media Not found
Na zijn studie aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam vestigde Bernard Heinrich (Henri) Wilhelm Berssenbrugge (Rotterdam 1873 - Goirle 1959) zich in 1901 in Tilburg. Hij opende aan de Nieuwendijk (Bisschop Zwijsenstraat) een dependance van de Rotterdamse fotozaak A. Héron. Berssenbrugge brak in 1903 met Héron, maar zette het fotoatelier voort tot 1906, waarna hij naar Rotterdam vertrok. In zijn Tilburgse periode fotografeerde hij in Tilburg en omgeving vooral de lagere klasse, zoals boeren, arme gezinnen en thuiswevers. Van dit werk is een honderdtal glasnegatieven en afdrukken bewaard gebleven die Berssenbrugge in 1957 verkocht aan het gemeentearchief. Het is niet bekend wanneer en waarom Berssenbrugge naar Brabant terugkeerde, wel dat hij in 1919 trouwde met de Tilburgse Joanna Melis en dat hij vanaf 1942 tot aan zijn dood in Goirle woonde. Ook bestaan er foto’s die hij in 1929 in Tilburg maakte. Berssenbrugge heeft een fascinerend oeuvre nagelaten. Tussen 1901 en 1940 fotografeerde hij in dorpen en steden in Nederland en België, evenals in Parijs, Milaan en Londen. Zijn werk werd over de hele wereld geëxposeerd. Hij liet zich in zijn atelier omringen door de culturele elite van zijn tijd, maar in zijn werk had hij een voorkeur voor het volkse straatleven. Hieraan dankt Rotterdam een groot fotobestand over zijn vooroorlogse straatbeeld. Berssenbrugge werkte in een tijd dat vernieuwingen in de kunst en de fotografie hun beslag kregen, en ook uit technisch en artistiek oogpunt hebben zijn beelden een grote betekenis voor de fotografiegeschiedenis. Zijn vakmanschap uitte zich in harmonieuze composities, contrastrijke licht-donker verhoudingen en geperfectioneerde afdrukmethoden. Er is veel over Berssenbrugge geschreven. Zijn Tilburgse foto’s werden vooral bekend door het boekje Pronte mensen: Leven in Tilburg van toen van prof. dr. Harry van den Eerenbeemt en dr. Frans van Puijenbroek (1968).