Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Frater Andreas: verschil tussen versies

Regel 1: Regel 1:
 
== Video ==
 
== Video ==
  
<embedvideo service="youtube">https://www.youtube.com/watch?v=GndL2IjBjag&t=2s&</embedvideo>
+
<embedvideo service="youtube">https://www.youtube.com/watch?v=GndL2IjBjag&t=315s&</embedvideo>
  
  

Versie van 27 jun 2017 om 19:17

Video



Frater Andreas
16.6 geboorte kamer - kopie.jpg
Geboortekamer van frater Andreas.


Andreas van den Boer
FraterAndreas.bmp
Geboortedatum 24 november 1841
Geboorteplaats Udenhout
Sterfdatum 3 augustus 1917

Frater Andreas van den Boer (1841-1917), frater van Tilburg. Op 24 november 1841 werd Jan van den Boer geboren, als zesde van zeven kinderen uit het huwelijk van Piet van den Boer en Maria Bergmans, wonend aan de Houtschestraat in Udenhout.

Nog diezelfde dag is Jan gedoopt in de nieuwe Udenhoutse Waterstaatskerk, die toen nog maar zes weken daarvoor was ingewijd. In 1846 verhuisde het gezin naar Boerderij De Slijkhoef aan de Biezenmortelsestraat, die een grotere hoeve was dan die aan de Houtschestraat. Op 13 maart 1853 heeft Jan van den Boer zijn eerste communie gedaan in de Udenhoutse kerk. Een jaar later verhuisde het gezin van Piet van den Boer naar Helvoirt. In de herfst van 1855 vertrok Jan, bijna 14 jaar oud, naar de kweekschool van de fraters van ’t Heike te Tilburg. Monseigneur Zwijsen was vijf jaar voordien, in oktober 1850, met deze kweekschool begonnen. Jan van den Boer begon in 1859 zijn noviciaat. Voortaan zou hij frater Andreas heten. Op 1 november 1860 deed hij zijn professie en legde hij de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid af. Op 6 april 1861 behaalde hij de onderwijzersakte. Daarna heeft hij drie maanden les gegeven op de school van ’t Goirke te Tilburg. Op 30 september 1861 werd hij als frater-onderwijzer verbonden aan het instituut Ruwenberg in St.-Michielsgestel. Frater Andreas is ruim 50 jaar aan de Ruwenberg verbonden geweest, van 1861 tot 1912 met een onderbreking van 1876 tot 1878, sinds 1869 als directeur van de priesterstudenten, van welke taak hij in 1900 werd ontheven. Frater Andreas wilde steeds dienstbaar zijn, elk moment dat hem werd gegund. Dat heeft zich ondermeer geuit in een tiental boeken, vertalingen van buitenlandse literatuur, die hij deels heeft geschreven onder het pseudoniem J.M. Vincent. Enkele titels zijn “Agnes, het bruidje van het Allerheiligst Sacrament” (1884), “Practische leerwijze in het onderricht in de katechismus” (1894), “O, die begeerlijkheid, verhalen voor volk en jeugd”, (1904) en “Nonni, lotgevallen van een IJslandse jongen” (uitgegeven na zijn dood,1926). Ook heeft frater Andreas anoniem veel bijdragen geleverd aan het in 1892 door de fraters overgenomen tijdschrift ”De Engelbewaarder”. In 1912 maakte een kwaal in de rechterbovenarm het fater Andreas onmogelijk nog langer met de rechterhand te schrijven. Meer dan zeventig jaar oud leerde hij met grote inspanning schrijven met zijn linkerhand. Als religieus leefde frater Andreas in de geest van zijn gelofte van armoede sober en eenvoudig. Zijn gehoorzaamheid aan de kloosterregel was voor zijn tijdgenoten spreekwoordelijk. Hij was dienstbaar. Hem was niets te veel en niets te weinig. Zijn deugdzaamheid was opvallend, ook voor hen die met hem leefden. Men zei van hem: “Als we allemaal zo gehoorzaam zijn als frater Andreas, dan zou, zoals vroeger één overste genoeg zijn voor duizend monniken”. Biddend is frater Andreas door het leven gegaan. In zijn leven en werken vond hij een voorbeeld in de H. Vincentius, die door bisschop Zwijsen tot patroon van de activiteiten van de fraters was gekozen. Vandaar ook zijn pseudoniem J.M. Vincent. Op de avond van 3 augustus 1917 is frater Andreas overleden. “Te half negen”, schreef de ziekenverzorger, “zou de openingsmeditatie voor de jaarlijkse retraite beginnen, maar men bleef bij frater Andreas, overtuigd dat er geen schonere meditatie is dan het aanschouwen van een heilige medebroeder die de aarde ging verlaten”. Toen men zijn biechtvader zijn doodsbericht bracht, zei deze: “Ik bid niet voor hem, hij heeft het niet meer nodig. Morgen bij de H.Mis zal ik niet voor hem maar tot hem bidden”. Bijna onmiddellijk na zijn dood gaat men de verborgen Godszoeker uit de vergetelheid naar voren halen. Op onverklaarbare wijze ontstaat er een verering voor hem, men smeekt zijn hulp af. De toenmalige directeur van de Ruwenberg, frater Frumentius, die frater Andreas vele jaren van nabij had meegemaakt, verzorgde in 1921 een eerste levensbeschrijving. Aan het slot van zijn werkje vermeldt hij een twintigtal gebedsverhoringen uit de vijftig eigenhandig ondertekende bewijzen van dankbaarheid die gedurende de jaren 1918 tot en met 1920 waren binnengekomen. Vanaf 1921 worden alle gebedsverhoringen bewaard in het zogenaamd “Frater Andreas Bureau”. In 1947 begon het proces van de zaligverklaring, die in 1994 werd afgesloten. Vanaf dat moment is het wachten op de bevestiging door de paus. Het graf van frater Andreas bevindt zich in de kapel van het fraterhuis “Joannes Zwijsen” te Tilburg, waar een traditie van een jaarlijkse bedevaart is ontstaan. In februari 2006 kwam er een sculptuur van frater Andreas in de Lambertuskerk hangen. (Zie ook Sprokkels 8, Pietje Paas en Hannes den Haomer over froater Andréas blz. 68 t/m 77.)

Zie ook