Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Actum Tilliburgis

De oudste vermelding van de naam Tilburg staat in een akte uit 709. Deze heeft betrekking op de schenking van een aantal ‘hoeven met zaalhuis’ te Alphen en de daarbij behorende ‘horigen met hun bezit’ aan Willibrord, de eerste bisschop van Utrecht. Schenker was de Frankische grootgrondbezitter Engelbert. De akte is opgemaakt door de priester Virgilius, in het bijzijn van enkele getuigen. Onderaan de akte staat ‘Actum publice Tilliburgis’, dat we kunnen vertalen met ‘Gedaan in het openbaar in de Tilburgen’.

De akte bestaat niet meer, maar de tekst is in 1191 gekopieerd in het Liber aureus (gouden boek) van de Abdij van Echternach. Deze abdij, in het huidige Luxemburg, erfde de bezittingen van Willibrord, die daar zijn laatste levensjaren sleet als abt.

De meest waarschijnlijke verklaring voor de naam Tilburg is dat deze is afgeleid van het Latijnse ‘tilli’, dat ‘nieuw verworven land’ betekent. De uitgang ‘burg’ betekent ‘omheinde en versterkte woonkern, burcht’. Deze burcht zou het vroegere Ter Borch kunnen zijn, een versterkt huis ten westen van Oisterwijk, waar de eerste heren van Tilburg, de Giselberten, hun domicilie hadden. De meervoudsvorm ‘Tilburgen’ kan verwijzen naar nieuwe ontginningen door de bewoners van de burcht.

Tilburg was in de twaalfde eeuw de benaming voor een uitgestrekt gebied waartoe niet alleen het gebied van de stad Tilburg behoorde, maar ook Goirle, Oisterwijk, Enschot en Berkel (Berkel-Enschot), Udenhout, Haaren en mogelijk zelfs Helvoirt. Vermoedelijk pas nadat de hertog van Brabant het gebied in de dertiende eeuw in bezit kreeg, ontstond er een splitsing in de parochies Oost- en West-Tilburg.

In 1230 stichtte de hertog van Brabant een handelsnederzetting in Oost-Tilburg. De naam van dit stadje, Oisterwijk, ging geleidelijk aan de naam Oost-Tilburg verdringen. De toevoeging West werd nu overbodig, en voortaan sprak men van Tilburg.