Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Goossens, Thomas

BalkTiu.jpg


Historicus en priester Th.J.A.J. (Thomas) Goossens (1882-1970) is stichter van de Rooms Katholieke Handelshoogeschool en van 1927-1930 eerste rector magnificus. Hij vervult het rectoraat ook in de jaren 1934-1935 en 1940-1941.

Goossens.jpg

Goossens studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1917 cum laude promoveert op het proefschrift ‘Franciscus Sonnius in de pamfletten’. Tot 1921 is hij leraar geschiedenis en Nederlands aan het kleinseminarie in Sint-Michielsgestel. In 1922 volgt hij Hendrik Moller* op als rector van de Katholieke Leergangen, de Tilburgse opleiding voor leraren in het middelbaar onderwijs (dat in Brabant in die tijd nog maar matig ontwikkeld was).

Inzet voor hoger onderwijs in Brabant

Nadat Nijmegen in 1923 een katholieke universiteit kreeg, zet Goossens zich in om in Tilburg dan in elk geval een instituut voor hoger onderwijs in de handelswetenschappen gevestigd te krijgen. Dat leidt – na veel moeilijkheden - in 1927 tot de stichting van de Rooms Katholieke Handelshoogeschool, de rechtsvoorganger van Tilburg University. Goossens wordt zowel rector, hoogleraar Economische geschiedenis van de middeleeuwen als ook (financieel) beheerder van de instelling. Die laatste rol levert hem een reputatie van overmatige zuinigheid op, ondanks het excuus dat de touwtjes in de eerste decennia zorgvuldig aan elkaar geknoopt dienen te worden door de economische crisis in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog. In 1942 wordt Goossens tien weken door de Duitse bezetter geïnterneerd in het gijzelaarskamp in Haaren.

Geschiedkundig werk

Brabant en de katholieke zaak gaan Goossens aan het hart. Als medeoprichter van de tijdschriften Bossche Bijdragen en het in Tilburg uitgegeven Historisch Tijdschrift droeg hij bij aan de kerkelijke en katholieke geschiedschrijving. Zijn diesredes handelen regelmatig over geschiedenis van het ‘arme Brabant’.

Hij publiceerde onder meer in Tijdschrift voor Taal en Letteren, Taxandria, Brabantia Nostra en Bossche Bijdragen. In Het Nieuwsblad van het Zuiden schreef hij in 1945 veertien artikelen over de geschiedenis van Tilburg onder de titel Uit de oude doos. Vier van zijn bekende dies-reden zijn Het arme Brabant (1929), Het keerpunt van Brabant 1 maart 1796 (1930), Onontgonnen Brabant (1935) en Van den ‘Wolwerck’ in Den Bosch (1940). Hij was coauteur van het Gedenkboek R.K. Leergangen 1912-1937 (1937) en hij schreef Mr. J.F.R. van Hoof: Een Brabants patriot 1755-1816 (1948). Zijn bibliografie (1908-1950) verscheen in de bundel Land van mijn hart, die hem in 1952 bij zijn 70e verjaardag door vrienden en leerlingen werd aangeboden.

Bestuurlijk werk

Zijn belangrijkste bijdrage aan de intellectuele en culturele emancipatie van de katholieken levert Goossens echter als bestuurder. Hij is omschreven als nuchter, vasthoudendheid en praktisch van aard, maar ook als ‘moeilijk toegankelijk’, ‘ongenaakbaar’ en ‘gierig’. Hij levert zijn bijdrage aan de gestage groei en uitbouw van de prille academische instelling, dan nog in een volstrekt provinciaal perspectief.

In 1947 gaat hij met emeritaat, zijn rectoraat bij de Leergangen vervult hij tot 1956. Ook daarna blijft hij, ondanks een zwakke gezondheid betrokken bij de ontwikkelingen van het hoger onderwijs in Brabant. Goossens wordt in 1928 geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1929 wordt hij geheim kamerheer van de paus (Pius XI), om in 1946 de titel te krijgen van pauselijk huisprelaat.