Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Fusillade Gorp en Rovert, Goirle, 15 augustus 1942.

Inleiding

In de vroege ochtend van zaterdag 15 augustus 1942 verstoorden geweerschoten de stilte in de bossen van de Gorp en Rovert. Twee dagen later plaatste de Höhere SS und Polizeiführer Nord West de volgende bekendmaking in de landelijke ochtendbladen:

"Aangezien ondanks de uiterst dringende uitnoodiging van den Wehrmachtsbefehlhaber - General der Flieger Christiansen - de daders van den springstofaanslag in Rotterdam te laf zijn geweest om zich aan te melden, zijn de volgende gijzelaars aangepakt en hedenmorgen doodgeschoten:

1) Willem Ruis, directeur-generaal, Rotterdam.

2) Graaf E.O.G. van Limburg Stirum, Arnhem.

3) Mr. Robert Baelde, Rotterdam.

4) Cristoffel Bennekers, vroeger hoofdinspecteur van politie, Rotterdam.

5) Baron Alexander Schimmelpennink van der Oye, Noordgouwe, Zeeland.

De 'Polizeiführer' had niet eens de moeite genomen om de namen van de slachtoffers correct te vermelden. Evenmin noemde hij de plaats van de executie. Niemand kon immers iets hebben gehoord of gezien - zo dacht hij. Een misrekening. Frans van Rooyen, destijds kelner in hotel "Victoria" in Tilburg, vernam van in het hotel ingekwartierde Duitse officieren dat in Goirle vijf Nederlanders waren gefusilleerd, onder wie Ruijs en Schimmelpenninck van der Oye. En er was een ooggetuige. Marinus van Heerebeek, jachtopziener en onbezoldigd rijksveldwachter in dienst van de firma Van Puijenbroek, hoorde in de vroege ochtend van 15e augustus de geweerschoten. Hij ging op onderzoek uit en constateerde de aanwezigheid van een groot aantal Duitse soldaten. In de buurt van de geheime benzine-opslagplaats van de firma Van Puijenbroek waren zij met schoppen en houwelen aan het werk. Vijf houten palen stonden rechtop in de grond. De directe omgeving werd streng bewaakt. Maar via een omweg lukte het Van Heerebeek de plaats van de andere kant te benaderen. Hij zag nog juist, dat de Duitsers in vijf vrachtauto's en twee luxe auto's vertrokken. De palen waren verdwenen. De benzine-opslagplaats was onaangeroerd. Een stuk grond was omgewoeld geweest en weer met dennennaalden en mos afgedekt. Enkele dagen later las hij in de krant, dat er vijf gijzelaars uit St. Michielsgestel waren geëxecuteerd. Dit combineerde hij met zijn waarneming in de vroege ochtend van die 15e augustus.

De ontdekking

Jachtopziener Van Heerebeek besprak de situatie met zijn werkgever E. van Puijenbroek en diens bedrijfsleider J.A.H. van Erven. Precies een week later onderzocht het drietal de bewuste plek:

"Op 23 augustus 1942 hebben wij ter plaatse gegraven en ontdekten wij, dat daar verschillende mijnhoutpalen in den grond lagen en ook dat er een lijk begraven lag. Wij hebben toen nog enkele stukjes kleeding van dat lijk medegenomen. Deze stukjes zijn later zoekgeraakt. Wij durfden echter niet verder te graven en hebben daarom den kuil weer dicht gemaakt."

De drie mannen spraken af, gedurende de oorlogsperiode met niemand hierover te praten. Toch lichtten zij nog een vierde in: de vertegenwoordiger van de firma Van Puijenbroek, Frans W.C. Smulders. Van Heerebeek bleef de bewuste plek, ook wel "De Waschkuil" genoemd, in de gaten houden. Twee maanden lang inspecteerden de Duitsers de executieplaats dagelijks. De laatste "bezoeker" was de commandant in eigen persoon. Rond nieuwjaar wandelde hij in gezelschap van een vrouw al lachend over de bewuste plek.

Ingesmeten

Na de bevrijding van Goirle op 27 oktober 1944 stelt de bedrijfsleider Fr. Smulders de autoriteiten op de hoogte van het gruwelijke gebeuren en doet aangifte :

"Omstreeks kerstmis 1944 heb ik een en ander ter kennis gebracht van mr. Bloemaerts bij het Militair Gezag te Tilburg. Deze zei, dat hij de Justitie zou verwittigen. Tegelijkertijd heb ik toen ook Field Security te Tilburg met een en ander in kennis gesteld. Ik hoorde echter niets meer van de zaak. Op zaterdag 2 juni 1945 heb ik weer een en ander gerapporteerd bij de Field Security te Tilburg. Op dinsdag 5 juni 1945 hebben Van Heerebeek en ik met enkele manschappen van de Field Security ter plaatse gegraven. Zoodra wij ontdekten, dat er inderdaad minstens één lijk begraven lag, hebben wij den kuil weer dicht gemaakt. Ik ben toen daarna [op 7 juni] met de manschappen van de Field Security naar den burgemeester van Goirle gegaan en hebben wij hem met een en ander in kennis gesteld."

5 originele palen gebruikt bij fusillade, foto Museum Goirle

Burgemeester Van Ginneken stelde dezelfde dag de Officier van Justitie en de Commissaris van de Koningin op de hoogte en trof andere maatregelen. Op 9 juni 1945 stond alles gereed op het gemeentehuis en om 10.00 uur vertrok een groot gezelschap naar de "Waschkuil". En daar werd vastgesteld dat het inderdaad om een massagraf ging:

Vijf lichamen werden gevonden, geheel door elkaar liggend: de ene doode met het gezicht in het zand; de andere achterover; weer een ander geheel in elkaar gedoken, alsof ze er zoo maar ingesmeten waren. De palen, die dienst hadden gedaan bij de executie en die door kogels doorboord waren, waren over de lijken heen gelegd, vermoedelijk om het zakken van den grond te voorkomen.

Blijkens het hierboven geciteerd krantenbericht waren zij gefusilleerd als represaille voor een 'springstofaanslag' in Rotterdam. De betreffende communistische sabotagegroep had op 7 augustus 1942 een trein met Duitse verlofgangers willen opblazen. Dit mislukte echter. Een deel van de explosieven ontplofte voortijdig nadat een baanwachter per ongeluk een draad had aangeraakt. Er waren geen doden te betreuren. Generaal Christiansen eiste desondanks, dat onmiddellijk twintig Brabantse gijzelaars zouden worden gefusilleerd. Reichskommissar Seyss-Inquart besloot anders: de daders moesten zich vrijwillig melden. Hij stelde daarvoor een ultimatum. Toen hieraan niet werd voldaan, kwam men alsnog terug op executie, zij het niet van 20 maar van vijf gijzelaars. Het was de eerste keer, dat de Duitsers als represaillemaatregel gijzelaars fusilleerden.

De originele palen hebben een tijdlang op de fusilladeplaats gestaan en staan, om verdere verwering te voorkomen voortaan hier in ons museum. Let op de kogelgaten.Naast de palen staat een beeldje van een leeuwtje. Dit wordt elk jaar gebruikt bij de herdenking. Het is, evenals de palen, aan Heemkunde Kring "De Vyer Heerthganghen"het museum in bruikleen gegeven door de groep nabestaanden.

Monument

Op 15 augustus 1945 vond op de plek van het massagraf een herdenkingsplechtigheid plaats. Naast de vijf palen, die bij de executie waren gebruikt, werd een provisorisch monument opgericht. Nog altijd worden de vijf gefusilleerde gijzelaars hier elk jaar op 15 augustus herdacht. Het huidige monument dateert overigens van 1950 toen de executiepalen overgebracht werden naar het museum van de Heemkundige Kring "De Vyer Heertganghen" Nieuwe Rielseweg 41-43 in Goirle.

Fusillade Goirle, Foto GeKa

Er resten nog enkele vragen. Waarom heeft men de in St. Michielsgestel geïnterneerde gijzelaars gefusilleerd in Goirle en niet in de bosrijke omgeving van St. Michielsgestel zelf? Waarom heeft het ruim 7 maanden geduurd voordat begonnen werd met de opgraving van dit massagraf? Waarom stelde de invloedrijke fabrikant E. van Puijenbroek burgemeester Van Ginneken niet persoonlijk op de hoogte en werd hij niet gehoord in een betreffend onderzoek? Het zijn vragen die waarschijnlijk nooit beantwoord zullen worden.

Bronnen

Bovenstaand artikel is gebaseerd op de publicatie van G.Kobes, 'Opdat wij niet vergeten. Fusillades in Midden Brabant 1942-1944', Goirle, 1992.

(Gerrit Kobes)