Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.

Deportatie en vernietiging Joodse volksdeel Berkel Enschot

Het op 11 juli 1942 verzonden protesttelegram van tien kerkgenootschappen aan de Duitse bezetter tegen de Jodenvervolging werd op 26 juli in alle katholieke kerken voorgelezen. De bisschoppen voegden er een herderlijk schrijven aan toe. Als wraak pakte de Duitsers daarna alle katholieke joden op. Onder hen bevonden zich ook de kinderen Löb. Vader Ludwig was in 1906 gehuwd met Jenny van Gelder. Tijdens hun huwelijksreis lieten zij zich RK dopen en leefden aanvankelijk als crypto-katholiek, dwz. dat zij niet verplicht werden tot vervulling van de uiterlijke plichten. Dit laatste om de joodse familie niet al te zeer van zich te vervreemden. Ludwig Löb werd na vele omzwervingen leraar scheikunde op een HBS te Bergen op Zoom. Maar liefst zes van zijn acht kinderen besloten in te treden bij de trappisten en trappistinnen: George, Rob en Ernst werden resp. broeder Ignatius, Linus en Nivardus. Lien, Door en Wies kregen als kloosternaam resp. Hedwigis, Maria Theresia en Veronica. De twee jongste kinderen, Hans en Paula , traden niet in.

Het gezin Löb werd in 1925 nog uitgebreid met een pleegzusje genaamd Dee of Adee. Zij heette eigenlijk Marietje Netten en was de dochter van een schoenlapper uit Halsteren, waarvan de vrouw in het kraambed kwam te overlijden. Toen Ludwig in 1935 overleed, verhuisde moeder met de jonge kinderen naar het Gerardus-pension in Berkel. In de trappistenabdij verbleven immers haar drie ingetreden zonen en haar dochters waren inmiddels vanuit Belgie overgeplaatst naar het Trappistinnenklooster in Berkel. Jenny Löb-van Gelder stierf in 1938

Op 2 augustus 1942 kreeg veldwachter Delleman bevel om met assistentie van marechaussees de zusters en broeders Löb op te halen in de kloosters. De veldwachter verscheen bij de trappisttinnen en deelde de moeder-abdis mee dat om zes uur de zusters met een politieauto vanuit Tilburg opgehaald zouden worden. De veldwachter is daarna vertrokken en toen hij zes uur langs kwam, kreeg hij te horen dat de zusters reeds door de Tilburgse politie waren meegenomen. Ook de gebroeders Löb waren weggevoerd. Alleen zuster Veronica, die TBC had en ernstig ziek was, werd ongemoeid gelaten. Naast de familie Löb nam de politie ook de Duits-joodse Lisamaria Meirowsky mee. Deze uit Polen gevluchte arts werkte op het klooster sinds september 1940 als portierster en zij verbleef op het gastenverblijf. Via Amersfoort kwamen de Löbs en Meirowsky in Westerbork terecht, waar zij op 7 augustus op transport werden gesteld naar het vernietigingskamp Auschwitz. Ignatius en Nivardus stierven er op 19 augsutus 1942, Linus, Hedwigis, Maria-Theresia en Lisamaria Meirowsky op 30 september 1942.

Op 27 augustus 1942 liet burgemeester Rouppe van der Voort aan zuster Veronica en aan de sinds juni 1941 in villa Zonlicht te Heukelom wonende joodse verkoper van de Lederfabriek Oisterwijk Rudi Wertheimer een gesloten enveloppe overhandigen. Daarin stond dat zij de volgende dag opgepakt zouden worden. Beiden ondernamen echter geen vluchtpoging en bleven thuis. De veldwachter bracht ze de volgende dag naar Den Bosch. Wertheimer was optimistisch gestemd en dacht dat de zaak wel los zou lopen. Het liep echter geheel anders. Hij werd op transport gesteld naar het oosten en stierf tenslotte op 28 januari 1945 in het kamp Gross-Rosen.

Zuster Veronica mocht wel met de veldwachter terug. In Den Bosch ontmoette zij haar broer Hans met wie ze nog enige woorden kon wisselen. Hij was gevlucht uit Berkel-Enschot, maar opgepakt aan de Belgische grens. Hans werd tewerkgesteld in de ijzerindustrie van Silezië. Toen de Russische legers oprukten moest hij met de Duitsers de `dodenmarsen` richting het westen lopen. Uitgeput en met bevroren voeten stierf hij op 20 februari 1945 in Buchenwald.

Op 9 april moest zuster Veronica zich weer melden in Westerbork, doch na bemiddeling van de burgemeester en bisschop Mutsaerts kwam zij op 17 april weer vrij. Op 17 augustus 1943 kwam er weer een oproep. Veronica kon tijdig worden gewaarschuwd en dook onder. De abdis had inmiddels van de bisschop opdracht gekregen in dit geval geen medewerking te verlenen aan de bezetter. Veronica was in burgerkleding via het gastenverblijf naar buiten gebracht. Daar werd zij door iemand van de Vrouwen van Nazareth, die hun novicen op het klooster hadden verborgen, opgewacht om met de bus naar Oisterwijk vervoerd te worden. Doch dit laatste liep mis. Veronica werd toen in de Berkelse kerk ondergebracht en een boer werd gevraagd of hij haar met een sjees naar Oisterwijk wilde brengen. Veronica verbleef een dag en een nacht bij de Franciscanessen op de Catherinenberg en daarna tot eind december in het Oisterwijkse Gasthuis. Toen haar aanwezigheid daar te bekend werd keerde ze naar de Catharinenberg terug en vervolgens naar het trappistinnenklooster. Ze werd verborgen gehouden in een kamertje bij de poort doos zuster Hubertina. De zoon van mevr. E. Verschuuren-van Besouw (zij ondersteunde het onderduikerswerk financieel) bezorgde haar een vals persoonsbewijs, waardoor Veronica door het leven ging als Johanna Maria Maas. Met hulp van de illegaal werker G.Vermeulen werd zij overgebracht naar het St. Elisabethziekenhuis in Tilburg, waar zij in overleg met dokter van Buchem op de baby- en kinderafdeling ondergebracht werd. Op 21 juli 1944 keerde zij doodziek naar het klooster terug, waar zij op 1 augustus 1944 stierf. Paula Löb zat ondergedoken in Nijmegen en overleefde als enige van de familie Löb de oorlog.

In München werd op initiatief van de plaatsvervangend hoofdaanklager in het oorlogsmisdadigersproces te Neurenberg Robert Kempner een straat naar de broers en zusters Löb genoemd. Ook bij de trappistinnen en in de Berkel-Enschot wordt de herinnering levend gehouden door o.a. een plaquette en een straatnaam